Op dinsdag 24 augustus jl. promoveerde Willemijn van der Zwaard aan Tilburg University cum laude op het proefschrift Omwille van fatsoen. We hielden een kort interview met de kersverse doctor.
Hoe ben je op het thema ‘institutionele vernedering’ gekomen als onderwerp voor jouw onderzoek?
‘Burgers verdienen het niet om door de overheid gewantrouwd te worden. Institutionele vernedering noemt de Israëlische filosoof en publicist Avishai Margalit dat. En dat is strijdig met de fatsoenlijke samenleving die wij beogen.’ Deze woorden sprak Femke Halsema op het afscheidssymposium van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in 2015. Het zijn woorden die anno 2021 nog altijd actueel zijn en die mij zes jaar geleden al deden besluiten om op onderzoek uit te gaan. Waarom? Omdat ze duiden op het belang van ontmoeting en bejegening in publieke voorzieningen en daarmee op wat het voor burgers betekent om door instituties gezien en gehoord te worden. En omdat ze raken aan de kwetsbaarheid van het mens-zijn en daarmee in mijn ogen aan álle vragen en dilemma’s die onze verzorgingsstaat op dit moment rijk is.
Welke onderzoeksbevindingen hebben jou het meest verbaasd?
Dat er heel veel goed gaat in de praktijk, ondanks de vele zorgen en problemen die je in het verzorgingsstaatdebat hoort. Het thema van ‘institutionele vernedering’ lijkt misschien heel zwaar – en dat is het in zekere zin ook – maar de praktijk geeft ook reden tot optimisme. Ik hoop dat ik dat in mijn boek ook duidelijk kan overbrengen. Met alle aandachtspunten die daarbij horen, want het gaat niet vanzelf.
Als alle politici en bestuurders in Nederland vanaf vandaag één conclusie uit jouw onderzoek voortaan ter harte zouden nemen, welke conclusie zou dat dan zijn?
Wees een beetje meer bescheiden. Het is makkelijk om ervan uit te gaan dat als je een besluit met goede bedoelingen en weloverwegen neemt, het in de praktijk ook altijd zo zal uitpakken. Door daar minder zeker over te zijn krijgen we én een realistischer politiek debat én meer begrip voor de uitzonderingen die in de praktijk altijd gemaakt moeten worden. Ik heb ook nagedacht over een strategie om dit te bereiken. Namelijk: word etnograaf. Niet letterlijk, maar ik bedoel dat politici en bestuurders veel vaker dan nu ontmoetingen met burgers zouden moeten observeren. Zonder daar meteen over te oordelen of meteen hun analyse klaar te hebben. Door vaker te gaan kijken ontstaat vanzelf meer gevoel voor de complexiteit en de dilemma’s van de dagelijkse praktijk. Dat maakt een mens bescheiden – dat merkte ik zelf ook tijdens mijn observaties.
Wat was het meest prettige aan jouw onderzoek en wat het zwaarst?
De maanden dat ik mocht observeren bij een buurtteam in Utrecht waren echt geweldig. Het was zo inspirerend om medewerkers en inwoners te ontmoeten; en om getuige te mogen zijn van hoe zij samen hun weg vinden tussen alle goedbedoelde regels en protocollen. Hun openheid en gastvrijheid naar mij als onderzoeker heeft me echt geraakt. Ik heb dit onderzoek naast mijn werk bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) gedaan. Naast werk en gezin was het soms echt knokken om de tijd en rust te vinden om te schrijven. Dus ik zal niet ontkennen dat ik blij ben dat dat nu achter de rug is! Maar het resultaat is een verhaal dat in mijn ogen nog veel en vaak verteld moet worden – en daar zal ik mezelf ook voor blijven inzetten!
Meer informatie over het proefschrift:
https://www.boomdenhaag.nl/webshop/omwille-van-fatsoen