Universitair docent Marieke Winkler over het onderzoeksprogramma ‘De veilige stad’ en de bundel ‘Nooit meer dansen?’.

Marieke Winkler is universitair docent Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. In haar huidige onderzoek richt zij zich op de uitwisseling van kennis tussen het literaire en het wetenschappelijke domein. Samen met collega’s Jan Willem Sap en Marijke Malsch voerde Winkler de redactie over de derde bundel rondom ‘De veilige stad’: Nooit meer dansen? De veilige stad in tijden van pandemie.

‘De veilige stad’ is een interdisciplinair onderzoeksprogramma aan de OU, zou je ons wat meer kunnen vertellen over dit programma, de inhoud en het doel ervan?

Jazeker. Het onderzoeksprogramma ‘De veilige stad’ is in 2018 gestart en omvat onderzoek dat zich richt op allerlei vraagstukken rond veiligheid in stedelijke omgevingen. Daarbij valt allereerst te denken aan de veiligheid van de burger of specifieke sociale groepen, de handhaving van veiligheid in publieke ruimtes maar ook aan de bestrijding van onveiligheid in de private sfeer. Concrete projecten gaan bijvoorbeeld over het probleem van vervuiling door rondslingerend afval in de stad of door klimaatverandering, de mate van surveillance die gewenst is in een specifieke buurt, of de vraag welke omstandigheden huiselijk geweld in de hand werken en hoe die kunnen worden aangepakt. Daarnaast gaat het om veiligheidskwesties op het niveau van governance, beleid en bestuur, en rechtspraak, de institutionele machten die veiligheid moeten waarborgen, versterken of in sommige gevallen juist tegenwerken. Hier valt ook te denken aan meer historisch onderzoek: hoe gingen stadsbesturen in de jaren 80 van de vorige eeuw bijvoorbeeld om met drugsoverlast, welke succesvolle burgerinitiatieven zijn er in het verre en niet zo verre verleden ontwikkeld of hoe is onze notie van veiligheid veranderd door de tijd? Tot slot wil het onderzoek dat binnen dit programma wordt uitgevoerd ook bijdragen aan concrete oplossingen, door middel van de ontwikkeling van apps of adviezen aan beleidsmedewerkers of overheid.

Wat zijn de voordelen van een interdisciplinair onderzoeksprogramma?

Het onderwerp veiligheid omvat verschillende complexe vraagstukken die alleen beter begrepen kunnen worden door verschillende perspectieven te combineren. Dit werd nog eens heel erg duidelijk bij het uitbreken van de coronapandemie in maart 2020. Hoewel de pandemie vooral wordt benaderd als een gezondheidscrisis, waarbij veiligheid vooral tot een medisch vraagstuk wordt gemaakt, werd ook al snel duidelijk, zeker na de eerste lockdown, dat het ook andere aspecten van zowel de openbare als persoonlijke veiligheid aantast. De openbaarheid van de rechtsspraak kwam plots in het geding, alsook werden de fundamentele rechten van de mens voorbijgestreefd in de nieuwe, tijdelijke wetgeving die de bewegingsvrijheid beperkt maar bijvoorbeeld ook de gelijke toegang tot scholing belemmert. De manier waarop mensen, groepen of samenlevingen omgaan met een dergelijke onvoorstelbare crisis is bovendien cultureel bepaald. Reden waarom een samenwerking tussen rechts- en cultuurwetenschappers voor deze bundel voor de hand lag en die, wat mij betreft, echt heel mooi uitgepakt heeft! De OU gelooft wat dat betreft echt in de toegevoegde waarde van interdisciplinair onderzoek; juist het combineren – en confronteren! – van inzichten en benaderingswijzen uit verschillende wetenschapsgebieden leidt tot nieuwe kennis en inzichten.

Hoe past jouw eigen onderzoeksinteresse en achtergrond in dit programma? Welke bijdrage leverde jij bijvoorbeeld aan de nieuw verschenen bundel?

Van huis uit ben ik neerlandicus en gaat mijn interesse uit naar de wijze waarop literatuur, of fictie, een andere kijk kan geven op de alledaagse werkelijkheid. Door die werkelijkheid vanuit net een ander gezichtspunt te laten zien, door haar te bekritiseren of door er een andere, toekomstige werkelijkheid tegenover te stellen zoals bijvoorbeeld in science fiction of toekomstliteratuur gebeurt. Wat ik bij het uitbreken van de coronapandemie bijzonder interessant vond om te zien, als literatuurwetenschapper, is dat mensen bij gebrek aan bestaande scripts teruggrepen op oudere verhalen, Albert Camus’ De Pest uit 1948 stond ineens weer op de bestsellerlijsten omdat het zo vreselijk herkenbaar was ineens. Veel mensen startten spontaan een ‘coronadagboek’ of begonnen gedichten te schrijven die werden verzameld op coronagedicht.nl. In mijn bijdrage neem ik enkele voorbeelden van dit soort ‘coronaliteratuur’ onder de loep. Het beeld van de stilgevallen stad komt daarin prominent naar voren, het beeld van de stille metropool waar de dieren plots uit hun holen komen en door de straten gaan lopen, werd al snel iconisch voor de impact van de pandemie op de wereldeconomie.

Nooit meer dansen is een poging om de impact van de coronacrisis op de Nederlandse samenleving beter te begrijpen, hoe hebben jullie dat aangepakt en welk resultaat leverde dit op?

De bijdragen in de bundel willen nadrukkelijk verder kijken dan de ‘coronacijfers’ waar de kranten en andere nieuwsmedia vol mee staan en die, nog steeds, het politieke debat domineren en het beleid bepalen. Naar ons idee was het tijd om de blik te richten op de minder zichtbare implicaties van de pandemie en de gehanteerde coronamaatregelen. Dat heeft antwoorden opgeleverd op vragen als: Wat zijn de consequenties van het uitvaardigen van noodverordeningen zonder afdoende democratische legitimatie? Wat doet social distancing met mensen die zich, bijvoorbeeld vanwege huiselijk geweld, al in een onveilige situatie bevinden? Maar ook: hoe gaan mensen om met de pandemie in hun dagelijks leven, waar zoeken ze houvast? En welke beelden worden (collectief) bewaard om de pandemie later te herinneren?

De bijdragen in het boek zijn ondergebracht in vier afdelingen die geordend zijn naar schaal. Gestart wordt met bijdragen die ingaan op het handelen van de staat, de tweede afdeling richt zich op publieke instellingen (met name scholen en de media), de derde afdeling gaat specifiek in op de gevolgen van de maatregelen voor bepaalde sectoren en groepen (onder andere strafrechters, prostituees, creatieve makers), en in de vierde afdeling ten slotte staat de persoonlijke en collectieve culturele verbeelding centraal.

Daarnaast hebben we bewust gekozen voor het opnemen van afwisselend onderzoeksartikelen en meer essayistische bijdragen. De vorm van het essay, waarin ruimte is voor een persoonlijk standpunt, lijkt bij uitstek geschikt om de impact en betekenis van de coronapandemie, immers een ontwikkeling die nog niet afgerond is, te benaderen. Zo levert het boek ook mooie pleidooien op voor meer solidariteit en voor het doorzetten van voorgenomen fundamentele veranderingen om een soortgelijke crisis in de toekomst te voorkomen, maar waarschuwt het ook voor het in het oog houden van bijvoorbeeld de fundamentele (grond)rechten van de burger.

Ga voor meer informatie over deze bundel naar: https://www.boomdenhaag.nl/webshop/nooit-meer-dansen-de-veilige-stad-in-tijden-van-pandemie

Geef een reactie

Your email address will not be published.